"De incomplete biografie van Eustachius Warszebald

De incomplete biografie van Eustachius Warszebald

I

Een nieuw begin voor Eustachius en Lutgerina (in zoverre dat het oorspronkelijke eerste deel wat mager was en, wat belangrijker is, dat ik het niet meer heb).

Het was op onze omzwervingen dat wij in Den Oever belandden en in een geanimeerd gesprek raakten met de sluiswachter aldaar, Eustachius Warszebald genaamd. Misschien dat geanimeerd niet helemaal het juiste woord is, want Eustachius maakte eerder een wat sombere{1} indruk, maar wij spraken zo over schepen en het varen en het schutten, en omdat het al wat later op de dag was nodigden wij hem uit om bij ons aan boord te komen eten, een uitnodiging waar hij op in ging. Na de maaltijd dronken wij een bittertje en, zoals het soms verkeren kan, viel dit bittertje goed, zodat er nog een aantal volgden. De stemming was op een gegeven moment zo prettig dat wij hem, half schertsend, voorstelden om de sluis de sluis te laten en met ons mee te varen.

De volgende ochtend noodzaakten fysieke omstandigheden ons om de toestand te relativeren, maar het voorstel om mee te varen herhaalden wij nogmaals {2}, en Eustachius had hier inderdaad wel oren naar.

Het was aldus dat hij bij ons aan boord kwam.


Intermezzootje

Op papier blijf je toch een rare sinjeur,
met een voorliefde voor bloederige taferelen.
Mijn paardenslager en zijn gezeur
over lijken tussen de kantelen.

Een notitie van Lutgerina, ongedateerd


IV

Zoals, als afgelopen week eens te meer bleek, het weer om kan slaan, zo kan ook het leven plotsklaps een radicale wending nemen. Terwijl het schip geankerd lag in de baai voor Edam en Eustachius Warszebald en Lutgerina Smeltekop op hoofse wijze de liefde bedreven; elkaar kushandjes toewerpend, Eustachius vanuit het knuttelnet, Lutgerina vanaf het achterdek, kwam geheel onverwachts een Eindhover Statenjacht de haven binen varen, met aan boord Jonkheer Grubaldus van Grubbenvorst tot Appelscha die op tonijn was wezen vissen. Jonkheer Grubaldus van Grubbenvorst tot Appelscha was de verloofde van Lutgerina, iets wat tot nu toe door haar verzwegen was, met name omdat hun verloving niet zozeer op echte liefde alswel op pure berekening van beider ouders gebaseerd was. Het was alleen zo dat de Jonker de verloving beduidend ernstiger opnam dan Lutgerina, en zig daarom genoodzaakt zag Eustachius tot een duel uit te dagen. Eustachius, door prille liefde verblind, nam deze uitdaging aan en zo werd er op het achterdek een bittere strijd gevochten.

De bittere strijd op het mastdek dus. Terwijl het ons nog steeds verbaasde waar beide rivalen zo snel degens vandaan hadden weten te halen, volgden de parades en ripostes in een angstaanjagend, welhaast Heidelbergs, tempo op elkaar.

En toen was daar ineens de gil van Lutgerina, voor wie het gevecht om haar geest en kuiten te veel geworden was. Met een diep uit het hart komend:"In Godsnaam, Stop." wierp ze zich tussen de beide vechtenden, juist op het moment dat de Jonker een drieste uitval deed, waardoor onze beide geliefden aan zijn degen gespiest zaten, en zij in elkaars armen stierven.

Het was daarom dat wij, met leed in ons hart, hun bij Pampus een zeemansgraf hebben moeten geven. En, lezer, telkens wanneer u langs Pampus vaart, geeft hun dan dan enige minuten van uw gedachten.


{1} Dit moet anders. Hij schrijft gedeprimeerde gedichten, maar het is zijn werk als sluiswachter dat de oorzaak van zijn somberheid is.
{2} Herhaalden ... nogmaals, een pleonasme.

Terug naar Eustachius Warszebald