Een wat opgewekter stuk

(Een salon, één wand vol boeken, waarvan vele in leer gebonden. Verder een wat zeventiende eeuwse inrichting; hoog, veel hout en pluche, in de kamer zitten drie mannen in fauteuils. Het is duidelyk avond.)

Man I:"En dus moet ik concluderen dat de koe door de postbode weggenomen is en dit feit leidt onherroepelyk tot de gevolgtrekking dat de vrouw van de postbode een verhouding met de pastoor gehad heeft."

Man II:"Een moment, maar dan zie je over het hoofd dat de dokter geconstateerd heeft dat het slachtoffer vergiftigd is, en de pastoor onlangs naar Rome geweest is."

Man I:"Nee nee, de arts neemt wel het woord vergiftiging in de mond, maar hard maken doet hy het niet. En de pastoor ging naar Rome omdat de koster onder Ischias gebukt ging."

Man III:"Maar als de burgemeester een met bloed besmeurde brief kreeg, wil dat dan niet zeggen dat het slachtoffer met een postzak neergeslagen werd, ook gezien het feit dat hy een verhouding had met de vrouw van de postbode?"

(Man I wil hier op in gaan, maar een dame komt de salon binnen)

Dame (tegen Man I):"Henry, iets wonderlyks deed heeft zich voorgedaan."

Man I (Henry):"Werkelyk? Is de kruidenier alsnog langsgekomen? Heeft de rentmeester daadwerkelyk wild geschoten?"

Dame:"Nee, dit is van een ernstiger aard, je vader staat in de hal en hy reclameert gedichten."

Henry:"Vader, zeg je, maar die heeft zich reeds achttien jaar geleden van de wereld afgewend, zonder dat ooit nog een sterveling van hem gehoord heeft."


Terug naar Eustachius Warszebald