Een middagje Amsterdam



Een vertelling waarin drie jongelieden over de zin des levens reppen, maar daarbij niet te beroerd zijn om af te dwalen of een verbale confrontatie met anderen aan te gaan.

Of: Een breedspraak over niets

Die zaterdagmiddag werd een jongeling, terwijl hij op de Munt "The Daily Telegraph" stond te lezen, begroet door een twee anderen die, hoewel zij overwogen hadden om zich met "Le Figaro" te wapenen maar waar het niet van kwam omdat zij een man tegen het lijf liepen die het talent had ter plekke de oplossing van mat-in-twee-problemen aan te reiken, krantloos waren. Gedrieën zetten zij zich, na te koop aangeboden beeltenissen van copulerende varkens, vissen en baby's aanschouwd te hebben, op een terras neer. Dit omdat een terras voor de eerste de plaats was om elk nadenken te vermijden en voor de overige twee juist de plaats om dat wel te doen.

Na een inleidende deliberatie over de Chinezen, hun ballen en hun gezondheid, maar tegelijk ook over het verschil tussen pils, bier en glazen, gebeurde er wat zaterdagmiddags op terrassen onvermijdelijk is; men roerde de, eventuele, zin van het leven aan. Eén hunner betoogde dat die zin er wel wis en zeker is, doch alleen op zaterdagmiddag. Dit maakte ogenblikkelijk visioenen van een eeuwige zaterdagmiddag los en leek naar een dood spoor te leiden zodat eerst tot een grondige herdefiniëring van het begrip "Leven" besloten werd. Geen van drieën was voor een kleintje vervaard en een werkhypothese lag al snel op tafel:"Het leven is rond en heeft een kleur die naar blauw neigt, maar toch eerder rose is." Eenieder van hun wist dat zo'n uitspraak, als goede whiskey, langzaam in moet werken, wat opgevangen werd middels een mijmerend intermezzo.

Dit intermezzo nam eem aanvang met een vertelling over het opleiden van agenten op de Zeedijk, ging vervolgens over in het onderzoeken van passerende fietsers op hun aanwezige kennis van de verkeersborden en werd besloten met de vraag, waren zij de Drie Musketiers, wie dan wie zou zijn, hoewel het ontbreken van een vierde, opdat die de rol van d'Artagnan op zich zou kunnen nemen, gezamelijk betreurd werd.

Het werd weer tijd om zich op de echte materie te storten. Een lezing over ontmoetingen in treinen resulteerde in de conclusie dat de medemens, zo hij geen familielid is, een volslagen onbekende moet zijn, en dat moet blijven. Wegens algemene bijval viel het besluit de werkhypothese, ongeacht het gegeven dat zij nog vrij pril was, om te buigen tot:"Het leven is een aaneenschakeling van onmogelijke situaties." Natuurlijk had het drietal deel X van Jungs "Verzamelde Werken" niet weggeworpen, maar de inhoud ervan het tot zich genomen, waardoor zij zich ten volle bewust waren van de kneuterigheid van hun, zo juist gedane, uitspraak. Het was evenwel zaterdagmiddag en zij waren jong van lijf en leden, wat hun genoeg was om niet voor het nemen van risico's terug te schrikken.

Wat die risico's waren bleek al snel, op hetzelfde moment zelfs. "Kijk, je kunt dus tegen een muur aanlopen.", deelde een, net over de middelbare leeftijd zijnde, man hun mee. Terwijl onze drie diepe denkers deze opmerking in enig verband trachtten te passen, of anders driftig zochten naar een komische riposte om de zaak te redden, had de man al tot een uitleg besloten. "Je blijft altijd leren in dit leven. Nu ben je jong, maar over tien jaar kan alles best anders zijn. je weet nooit wat er gaat gebeuren. Vroeger moesten wij tot ons vijfenzestigste jaar werken maar tegenwoordig ben je dat met zevenenvijftig al. Daarom moet je in dit leven altijd luisteren, en goed luisteren, naar iemand die ouder is, want daar kan je van leren." De oudste van de drie zag hier ruimte tot een schertsende tegenaanval in. "Jongens, ik ben ouder dan jullie, luister maar naar mij." De man was niet voor enigerlei scherts in, wat voor de knapen niet als een verrassing kwam; zij hadden dondersgoed begrepen dat wat de man nu hoorde zeggen was wat hij had willen zeggen:"Nee nee, dat kun je nooit zeggen." Alledrie wisten zij dat tegensputteren nu niet meer zou helpen, maar toch, alleen al vanwege het eergevoel is het een slechte zaak om na één slag en stoot de strijd te staken. "Oh wel zeker kan ik dat zeggen, en met het gelijk aan mijn zijde ook, ik weet immers wat hun geboortedatum is." Het luisteren was de man al vergaan, hij was overgegaan tot een verbaal freewheelen:"Kijk, dat kan je pas zeggen wanneer je een halve generatie verder bent, want nu ben je jong en dan weet je het niet."

Dit soort situaties wordt gekenmerkt door een markant gegeven, dat tevens de hopeloosheid ervan aantoont, op een zeker moment luistert niemand meer naar wat er gezegd wordt. In deze was dit zekere moment hier aangebroken. De jongelui lieten hun gedachten schommelen tussen hun bemerkingen bij het leven en de mogelijkheid dat het toeval een olifant op de man zou doen vallen. Er was zowaar even een ogenblik waarin één der drie een trek op zijn gezicht had die moedeloosheid deed vermoeden. Toch was het de eigenaar van dit gezicht die mocht ervaren dat, hoewel het toeval niet met olifanten strooit, zij betreffende het verstrekken van lucide ingevingen aan jongemannen toch rijkelijk gul is. "Hoort u eens hier, mijnheer. U spreekt nu wel over het leven en wat al niet meer, maar hoe ter wereld durft u uw kijk reëel te noemen. Veel meer dan een oude morsige kankeraar bent u niet, waar is uw onbevangenheid?" De toon waarop dit gesteld was, is zondermeer cru te noemen, wie daarentegen bedenkt dat het geen pas geeft om zaterdagsmiddags overpeinzingen over het leven, zeker wanneer zij gevoerd worden op terrassen, te onderbreken kan met deze handelswijze instemmen.

Daar het hem nu duidelijk was dat hij op een geenszins in zijn opvattingen geïnteresseerd gehoor gestuit was, besloot de man tot het blazen van de aftocht. Een aftocht die op gepaste wijze gevierd diende te worden, wat het trio deed besluiten om de diepere gedachtengangen op te schorten en zich een portie bitterballen aan te schaffen, die genuttigd werden onder een etymologische visie op de halve maan en tochtige stegen. Hierna ging eenieder hunner zijns weegs.


Terug naar de Jan v/d Broek-page