Het was een doordeweekse dag, ik was doodmoe van mijn werk thuis gekomen en ik zat in mijn leunstoel, terwijl ik met een half oor naar Schubert luisterde, weg te doezelen. Toen kreeg ik ineens dat visioen.
Ik stond op een heuvelachtige vlakte en een kameel las mij voor uit het werk van een Duitse filosoof. Ik begreep er weinig van, los van het feit dat de uitspraak van de kameel een aanfluiting was, was het een filosoof van het zwaarmoedige type, zo één die een veelheid aan technocratische termen nodig heeft om zich uit te drukken, maar ik vermoedde dat het visioen een diepere betekenis moest hebben. Ik staarde dus maar wezenloos in de verte terwijl de kameel voortging met zijn filosoof. Drie borstbeelden van J.S. Bach kwamen in een optocht naderbij. Zij onderbraken de kameel:"Hallo, omdat de Vier Ruiters verhinderd waren en omdat Kwik, Kwak en Kwek bedankten zullen wij deze avond presenteren. Allereerst willen wij u allen hartelijk welkom heten en wij hopen dat u een comfortabele reis hier naar toe gehad heeft. Voorts willen wij onze excuses maken voor de wat ongelukkige geluidskwaliteit, hier wordt hard aan gewerkt, voor zo lang vragen wij u om uw begrip." "Wacht even," riep ik:"Niet dat hij het voor mij doet, of dat het zin heeft, maar voor mijn gevoel komt u dwars door het betoog van deze kameel hier door." "Dat weten wij," zeiden de borstbeelden:"En dat is onbeleefd van ons, maar er is ons gevraagd vanavond het woord te doen." "Ja, sorry hoor, het is natuurlijk nog maar het begin van de avond, en het is maar een visioen wat ik hier heb, dus ik mag eigenlijk geen gegeven paard in de bek kijken, maar tot wat moet dit allemaal leiden?" De borstbeelden fronsten diep. "Twee dingen mogen wij niet; goedkope woordspelingen maken en op de zaken vooruitlopen. Helaas kunnen wij dus niet vertellen tot welke inzichten dit visioen u zal leiden. De kameel, die sinds de onderbreking slechts aan zijn bulten had zitten krabben, keek op. "Dit doet mij denken aan iets wat Nietzsche ooit, off the record, gezegd heeft; Bach is lijden." "Dat wist ik niet, maar ik zat naar Schubert te luisteren en bovendien werd er aan de Vier Ruiters gerefereerd en dat duidt toch op iets, lijkt mij."
Bij het horen van de naam Schubert leken de borstbeelden heel even terug te wijken, maar bij het noemen van de Vier Ruiters brak er een glimlach op hun gezicht door, één stak er zelfs ontspannen een sigaartje bij op.
"Dat heeft u heel goed opgemerkt, de Vier Ruiters, ja ja, voorbodes van sombere en ontwrichtende gebeurtenissen. En hoewel wij, als eerder al gezegd, nergens op vooruit mogen lopen, dringen er zich inderdaad wat evidente gevolgtrekkingen op."
Het werd de Kameel teveel. "Nu moet u ophouden, ik ben hier een lezing aan het houden, onbegrepen weliswaar, maar toch, een lezing, en dan komt u daar plompverloren tussen door banjeren, luchthartig orakelend als een goedkope horoscoop in een damesblad. Alsof die arme Nietzsche daar voor gek geworden is. Wanneer u enig fatsoen in uw donder heeft, houdt u nu uw mond en gaat u stil zitten luisteren" De borstbeelden waren inderdaad tot zwijgen gebracht en de kameel wilde zijn lezing hervatten, maar nu was ik het die hem daarvan weerhield. "Ik vind het fantastisch hoor, wat u doet, maar, zoals u zelf al aangaf, ik begrijp er geen flikker van, wat is de zin er dan van? Ik kan mij niet voorstellen dat ik een visioen heb waar ik niets mee kan doen. Heeft u geen vertaling, of zo, of desnoods een wat luchthartiger onderwerp, met wat smakelijke anekdotes? Niet dat ik de loop van dit visioen wil bepalen, maar een verhaaltje, boodschap, conclusie, hoppetee zou mij wel een heel stuk eenvoudiger lijken." De kameel gromde. "U heeft zeker niet al te vaak een visioen? Anders zou u wel weten dat het hier geen metafysische automatiek is." De borstbeelden knikten instemmend. "Terwijl een beetje Yogi al drie weken moet vasten alvorens hij met duizendkoppige scharen geconfronteerd wordt, die uitsluitend archaïsch Sanskriet spreken, krijgt u het hier, bij wijze van spreken, in de schoot geworpen, en wat doet u? Zeuren dat u geen hapklare hondebrokken voorgezet krijgt." Ik liet mij niet uit het veld slaan, ik had niet om dit visioen gevraagd, ik had alleen maar hard gewerkt en probeerde nu tot rust te komen; als er iemand in zijn recht stond, dan was ik dat wel. "U mag dan Duits spreken en Nietzsche van voor tot achter kennen, en misschien Schopenhauer ook nog wel, en (ik wendde mij tot de borstbeelden) u mag dan wel streng kijken en achteloos fugi uit uw mouw schudden, maar dat wil absoluut niet zeggen dat u mij een beetje kunt koeioneren, u heeft zich ongenood in mijn belevingswereld gedrongen, maar u moet niet verwachten dat ik over mij heen zal laten lopen. Het is afgelopen met de metaforen en de lezingen. U pakt nu uw instrumenten en slaat aan het spelen." De vier zetten Frühlingssehnsucht in. Ik zonk weg in de muziek, het was toch nog goed gekomen.