dd. 26-II-'90

Kent u het moment dat u met een postzegel van vijfenzeventig cent in u handen zit en dat u ineens doodsbang wordt dat die postzegel u aan zal spreken, zonder dat u zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik van alcoholische of psychedelische middelen? Of de angst dat, terwijl u tussen de middag een broodje eet, U overvallen zult worden door de plotselinge wens om uw hoofd in emmer doperwten te steken, terwijl u niet weet of u daarvoor fijne, extra fijne of zeer fijne erwten voor moet nemen, en evenmin of zij rauw of gaar moeten zijn? Waarschijnlijk kent u die momenten niet en dat geeft niets, ik heb het zelf ook nooit.

Voor het geval u zich nu afvraagt waarom ik er dan toch over begin; dat hangt met het volgende samen. Afgelopen zaterdag kwam ik tegelijk met een Carnavalsoptocht op het Rembrandtsplein aan. Hoewel dit niet mijn bedoeling was kon ik het niet laten om die stoet toch even te bekijken en wat mij het meest trof was de ernst waarmee de Carnavalsgangers bezig waren om zich te vermaken. Zij waren beslist niet voor de lol pret aan het maken, nee, dit was verrekte serieus. Dat is hun keus, zult u zeggen, en dat is ook zo, maar, en daar gaat het mij om, sindsdien wordt ik nu elke nacht twee tot drie keer, badend in het koude angstzweet, wakker uit dezelfde droom; dat ook ik, zomaar opeens, door het Carnavalsvirus getroffen zal worden, zonder dat er kans op genezing is.


Terug naar de Lizelotte Geurtzema-page